Peter Cabus

      Huldeconcert van 28 november 2010



30-11-2010


Beste Anne-Marie,


Zelden word ik nog eens blij wakker. Dat was deze dagen wel het geval, ik heb mijn hart en mijn oren nog vol met die overheerlijke muziek van Pit. Het was een prachtconcert eergisteren, zondag 28 november in het Cultuurcentrum in Mechelen.

Meest van al verbaasde mij het orkest. Dat een Rudy Haemers, een Gaby van Riet, een Rita Degrauwe en een Luc Tooten uitblinkers zijn, kan moeilijk anders, ze zijn dat aan hun naam verplicht. Ze waren ook uitblinkers, ongelooflijk. Annelies Broeckhoven vond ik een beetje zwak naast Gaby en Luc, je moet peil halen om stand te houden naast die twee. We weten ten andere, als je drie solisten bij elkaar zet, en één ervan is ook maar een procent minder, of toevallig in een minder goeie dag, dan valt dat op.

Maar dat orkest! Ik herinner mij de uitvoeringen dertig, veertig jaar geleden. Elk orkest dat werk van Pit speelde, bleef onder de maat. Ze snapten het werk van Pit niet, speelden het lam, slapjes, zonder glans. En nu? Merkwaardig hoe in één keer de muziek van Pit in al zijn fijnzinnigheden gaat schitteren, glinstering hier, glinstering daar, precies waar die genuanceerde Pit het accentje wil leggen om de muziek, zijn muziek, haar ware intensiteit te geven.

Het was een schitterende avond. We moesten wel wat lang wachten naar een Bart Somers die niet opdook. Heel wat mensen hebben gedacht zoals ik: wat een geluk, van die speech zijn we verlost. In zijn plaats kwam schepen van cultuur Frank Nobels over Peter Cabus spreken, dat was voorzien voor na de pauze, nu kwam het als inleiding, en dat was uitstekend. We kennen in Mechelen de fijnzinnige familie Nobels. Eric; de broer van de schepen, heb ik nog in de klas gehad. Frank is niet minder interessant. Zoals hij Peter afschilderde en ook de vrouw achter Peter Cabus, dat was met omzichtigheid en toch met precisie en aanvoeling gedaan. Vooral de veelzijdigheid van Peter toonde hij aan, en de waarde van Peter als mens in de omgang met mensen. Peter leeft in de herinnering van wie hem kende verder als de onkreukbare. Het was zijn bijzondere eigenschap om in een wereld van intriges en kronkelingen rechtdoor zijn eigen weg te gaan, zonder ophef, met openheid tegenover iedereen. Frank Nobels heeft dat laten verstaan.

Dat Pit een groot componist is, hebben we daarna tijdens het hele concert nog eens zelf kunnen vaststellen.

Het eerste strijkkwartet, een betrekkelijk vroeg werk, werd door het Kryptos Quartet heel genuanceerd en vol begrip uitgevoerd. Als Peter voor vier instrumenten schrijft, dan krijgen ze elk zelfstandigheid vanaf het begin. Je hoort nooit een instrument met begeleiding, ieder speelt een eigen partij die terzelfder tijd begeleiding is bij de anderen, je hoort polyfonie. Je hoort in al zijn werk dat Peter een meester van het contrapunt is. Het schitterendste voorbeeld voor mij is zijn fluitenkwartet uit zoveel latere tijd, een stuk voor vier dezelfde instrumenten. Wat een dergelijke bezetting aan moeilijkheden oplevert, zet Peter om in glansrijke, hoogst bewonderenswaardige en intens-aangename muziek. Je hoort datzelfde al in het eerste strijkkwartet, al heeft dat met het andere stuk niks te maken. Je hoort voortdurend die fijnzinnige opmerkingen, influisteringen, nevenzinnetjes vol ernst, glimlachjes van begrip, een paar ogen die je even opmeten zonder dat je dat opvalt, een blik die verstolen controleert of je meekunt, of je bevoegd of betrouwbaar bent, een oogopslag die begripsvol of aanmoedigend is. De muziek van Peter is aanmoedigend. Je hoort hem zeggen: "Luister eens hiernaar, kijk, die vijf, zes noten nemen we als thema en nu werken we dat wat uit, het hoeft niet moeilijk te zijn, het moet wel interessant genoeg zijn en het moet goed klinken. En nu verdelen we dat over de instrumenten. Je geeft elk een volwaardig deel, ze staan tenslotte apart, ze moeten alleen maar samen muziek maken, moeilijker is dat niet." Natuurlijk is dat moeilijk, voor mij, voor velen van ons, maar voor Peter niet, en hij bewijst dat, je hoort het aan zijn manier van bewerken, je hoort vier instrumenten hun eigen klank en intonatie spreken, en eerst als je ze allemaal samen hoort en je luistert ernaar, dan hoor je hun taal, en dan weet je: ze spreken rechtstreeks tegen mij, wat ze zeggen is niet zo maar onverschillig wat of voor onverschillig wie, het is rechtstreeks gericht naar ieder van ons. In die zin schrijft Peter intieme muziek. Maar zoek er niets achter. Als Peters muziek ontroert en aangrijpt, wat ze vaak doet, dan is dat omdat ze alleen muziek is en omdat echte muziek ons intens en diep raakt.

Zoals mijn oren en hart genoten hebben die avond... Ik heb met verbazing en bewondering dat eerste strijkkwartet in mij opgenomen, ik denk: om het in zekere zin nooit meer af staan.

Weet je, Anne-Marie, als ik naar een uitvoering van een muziekstuk luister, dan luister ik eigenlijk niet naar de uitvoerders. Natuurlijk hoor ik die omdat het niet anders kan. Muziek is een groot probleem. Waar is de muziek als ze niet wordt uitgevoerd? In de partituur? Eigenlijk niet, de partituur is geen muziek. Op een cd? Natuurlijk niet. Muziek is er alleen bij de uitvoering. Dus bij de uitvoerders. Maar het gaat veel verder dan dat, maar daarover heb ik het niet. Wat ik zeggen wilde is: ik heb nooit leren luisteren naar een uitvoering. Toen ik als jong mens bij een krakende radio zat en naar één van de symfonieën van Beethoven luisterde, dacht ik er niet aan om naar de wijze van uitvoering te luisteren, daarover had niemand mij wat gezegd. Ik luisterde naar wat Beethoven mij zei. Met alle respect voor de uitvoerders, ze waren voor mij nooit meer dan een instrument. Zelfs de subliemste solist betekent voor mij niet meer dan de cd die het mij mogelijk maakt naar een componist te luisteren. Ik kan het niet helpen, de dirigent en het hele symfonieorkest zijn voor mij niks anders dan de vereiste om de muziek van de componist te horen. Ik wil de componist horen, niet de solist, niet het orkest. Ik weet dat het gek kan klinken, maar anderzijds weet ik ook dat ik gelijk heb: zij zijn schijnbaar van belang, maar uitsluitend en alleen de componist is van betekenis. Zeg het niet voort, de mensen zullen het me kwalijk nemen. Ik heb achting voor de uitvoerders, ik bewonder hun werkkracht, hun werklust, hun inzet voor de muziek, hun kunde. Maar daar stopt het. Om in herhaling te vallen: ik bewonder de muziek, ik wil zeggen de componist. Ik bewonder in hoge mate Peter Cabus.

Het concert begon met de Sonate voor fluit en klavier. Gaby en Rita hebben hun beste adem en vingertjes voorgezet. Agnes en ik kennen die sonate ongeveer van buiten, Lieve heeft die destijds gespeeld bij Van den Broeck. Wij hebben thuis van het inoefenen genoten. Het was genieten, niet dulden. De muziek van Peter is van die aard dat herhaalde beluistering alleen de finesses kan verduidelijken, waardoor het begrip, het inzicht, de aanvoeling vergroot. Iedere uitvoering wordt een herkenning en een herwaardering. De sonate is een voorbeeld van Peter zijn intieme muziek. Ook waar ze uitbundig is, blijft de klank beperkt, een fluit en een piano vullen wel hart en oren, maar geen zaal. Dat hoor je achteraf aan het applaus, het blijft een beetje goedwillig, beperkt. Je hoort dat mensen in de handen klappen uit gewoonte, niet uit enthousiasme. De beleefdheid primeert, niet de beleving. Kamermuziek komt voor de mensen niet goed over in een grote ruimte. Rita is zo subtiel in het samenspelen met de fluit dat de pianopartituur mee in de muziek opgaat. Waar het kan, onderstreept ze de glans van de fluit, maar dan zo dat je hoort dat voor Peter de piano zelfstandig is en niet alleen maar voor begeleiding bij het fluitspel dient. Natuurlijk speelt ook Gaby van Riet meesterlijk. Uit haar gouden instrument haalt zij gouden klank. Wat zou het geven als daar een gouden piano naast stond met een evenwaardige klank?

De liederen op teksten van Shakespeare klonken ongelooflijk Engels van opvatting in mijn oren. Het kwam niet door de Engelse gedichten, vanwaar ik zat verstond ik nauwelijks iets van de tekst. Het is de eerste keer dat ik die liederen hoor, en ik heb altijd wat last met een eerste kennismaking, voor mij is herhaling van belang, het opnieuw kunnen beluisteren, muziek is tenslotte een heel voorbijgaand verschijnsel, ook al blijft de muziek in de oren hangen gelijk de mensen zeggen. Dat is ook zo, maar vaak onvoldoende om het geheel in het geheugen te reconstrueren. Henk Lauwers zong ze mooi, die liederen. Op mij maakte zijn stem een warme, aangename indruk, een mooi timbre dat een mooie intonatie zong. In het laatste lied zong hij de hoge noten in - naar mijn mening - een uitstekende falset, bijzonder charmant in dat lied, en zo gemakkelijk, zo spontaan gezongen. Maar op de een of andere manier werd ik elke keer weer de atmosfeer van Engelse muziek gewaar, niet de atmosfeer of werkwijze van een Engelse componist, dat zeker niet, nee, atmosfeer en aanvoeling zijn Engels zonder meer. Merkwaardig. En voor Pit nemen we dat zo graag als vanzelfsprekend aan. Merkwaardig inderdaad.

Evita Nossent heeft een mooie, heldere stem. Dat was presentatie waar een mens iets aan beleeft, is het niet om wat ze zegt, dan toch om de manier waarop ze het doet, eenvoudig, verzorgd. Daar kon je geen grote jubelzangen over aanheffen, maar je kon wel zeggen: het paste heel goed in de avond. Het liet de hoofdtoon aan de muziek. Ten andere een kleine inleiding bereidt de mensen voor op wat komen gaat. Het kan niet anders dan prettig zijn als die gewoon goed wordt gebracht.

Na de pauze hoorden we het Divertimento concertante met de lange naam, de drie solo-instrumenten worden nog genoemd. We hebben de creatie daarvan meegemaakt in Vilvoorde. Dat was destijds goed uitgevoerd, alhoewel... Maar daarover heb ik het gehad toen ik over deze avond begon en niet kon nalaten om direct te zeggen dat het orkest zulke revelatie was, in dit stuk en in het volgende. Van Peter verwachten we niet anders dan muziek van hoogstaande kwaliteit. En ondanks de hoge verwachtingen verbluft Peter toch telkens opnieuw. Altijd weer is het dat dóórdringen van de ernst met daarnaast de verrassing van een glimlach, een allusie, of de indruk dat hij je aankijkt en je weet niet: is dat de aanzet tot een lachje of wil hij je attent maken en zeggen: wacht, de grote diepte komt nog. In het adagio blijven de glimlachjes achterwege, het is daarvoor niet het geschikte moment, even moeten we mee naar achtergronden, naar uitzicht op verte, naar mogelijkheden van verlangens en vooral naar het fluweel van muziek en naar de streling van ontroerende tonen. Muziek. Dat is wat je hoort. Dat je haar met je hart en met je handen zou voelen, dat is de bedoeling. Dat is wat ik denk, wat ik voel.

Het schitterendste stuk kregen we laatst, de kroon op het werk.

Voor mij is "Facetten voor altsaxofoon en strijkorkest" het grote meesterwerk van Pit. Van de eerste keer dat ik het heb gehoord, was ik daardoor zo geraakt dat ik het op band heb opgenomen van de radio. Ik heb dat bandje kapot gespeeld. Overdrijven doe ik niet als ik zeg dat ik het tweehonderd keer heb beluisterd, ik zette het telkens opnieuw op, dagen na elkaar. Een week zonder de "Facetten" bestond niet. Of dat stuk werkelijk het meesterstuk van Pit is, weet ik niet. Voor mij is het dat. Maar ik moet er het "Fluitenkwartet" bijvoegen, en "Muziek voor orgel, kopers en percussie", en de strijkkwartetten. En toch hebben de "Facetten" een speciale plaats in mijn voorkeur en bewondering. Nu ik ze opnieuw heb gehoord, bevestigen ze hun waarde. Ik vind ze verbluffend mooi.

Gelijk zoveel muziekstukken van Pit begint dit werk met een zachte inzet, vibrato dat een beetje aangroeit tot de saxofoon komt meedoen en de melodie gestalte krijgt. Zoals zo vaak is het of je Pit hoort zeggen: "Kom mee, we gaan luisteren naar muziek en een handje toesteken als het mag." Voor je het weet, voel je je in die muziek opgenomen. Je zit niet meer in de zaal maar in de muziek, je beleeft ze van binnen uit. Soms lijkt het of Peter zegt: "Je moet geen moeite doen, het gaat vanzelf, laat de tonen maar komen." De bewegingen volgen elkaar op, de ene al mooier dan de andere, altijd een nuance meer, altijd wat meer diepgang en wat meer intensiteit. Aan het einde van de vierde beweging krijg je de indruk dat het stuk ten einde is, alles lijkt gezegd. Dat is het grote moment, het ogenblik waarop Peter zegt: hier moeten we nog iets aan toevoegen, een kleinigheid, en de vijfde beweging zet in, solo voor de saxofoon. Weer lijkt het of Peter zegt: "Doe geen moeite, kom gewoon mee." Geen moeite? Nee, het kost geen moeite, maar wel ga je na vijf, zes maten steilrecht de lucht in, je komt los van de grond, en je hoort het aan het publiek, dat zijn adem inhoudt. De solo houdt je in zijn ban. De saxofoon gaat door alle tonen omhoog, daalt af en stijgt opnieuw en je volgt maar, de zaal is muisstil, je volgt, iedereen volgt en denkt: het leek gedaan, maar hier komt pas de echte grootheid, de verbazing over de hoogten waar Peter je mee naar toe neemt. Je hoort dat éne instrument verrukkelijke muziek uitzingen, dat éne instrument dat maar één noot tegelijk kan spelen, maar zo ingetogen en toch zo expressief, je hart en al je zinnen zingen mee. "Kom" zegt hij nog eens, "Kom, kom allemaal mee." Hij illustreert dat door het strijkorkest aan het einde van de cadens te laten inzetten, voorzichtig en dan met iets zekerdere stap die pas vastheid krijgt als die beweging ten einde is. Maar ze loopt niet ten einde. Daar heb je weer die fijnzinnige, lichtjes humoristische Peter Cabus die weet dat de spanning groot is geweest, dat we zo hoog hebben gestaan dat we terug de begane grond willen raken. Daarom gaat hij van het hoogtepunt zonder onderbreking over op een melodie die elke Mechelaar een glimlach op zijn lippen bezorgt. Je kunt niet steviger met je voeten op de grond staan dan midden in het melodietje van "Het kèrreke van de Smalle". Je denkt: "Lieve god, hoe komt hij erbij!" maar je luistert verrukt naar zijn manier om die melodie in muziek in te kleden. Je hebt zoveel moeten doormaken in de loop van dit stuk dat je verdient om je benen te strekken, om innerlijk, in jezelf, achterover te leunen en te zuchten: amai, wat een belevenis. En het kèrreke bolt en bolt, en je moet toegeven: deze muziek is de tegenhanger van de sublieme hoogten van daarstraks, maar muziek is het, het is unieke muziek, unieke ervaring na de nauwelijks bereikbare hoogten waarop je hebt gestaan.

Dezelfde Rudy Haemers van wie ik vroeger die opname van de Facetten beluisterde, speelde nu datzelfde stuk. Hij speelde het ook hetzelfde, ongeveer. Zoveel is schijn. Die Haemers speelt schijnbaar moeiteloos, en ik zit schijnbaar te luisteren, maar in feite ben ik volop in gesprek met Peter. Ik hoor hem. Vooral in die korte solo hoor ik hem zeggen: "Ik heb er geen woorden voor, het gaat juist iets voorbij de woorden, elke nuance die ik geven wil, zit niet in de taal maar in mijn hoofd en hart en alleen de noten bereiken daar iets van, ook niet alles, maar toch voldoende om de indruk over te dragen. Na een tijd gaat het zover dat het ondraaglijk wordt, of ondraaglijk is, en dan is het goed dat je het laat voor wat het is, je weet het, je hebt het aangeduid en meegemaakt, nu moet je daarvan afstappen, terug naar het gewone gaan, het draaglijke, het aangename. Kom, we zullen nog eens van "Het kèrreke van de Smalle" zingen."

En dan laat hij de saxofoon en het orkest "Het kèrreke van de Smalle" over het podium trekken. Mensen toch! Een melodietje van niks, maar de muziek die Peter daaruit haalt! Het is niet de eerste keer dat hij dat melodietje gebruikt, het is subtiel verwerkt in de tweede beweging van het eerste strijkkwartet. Zeer mooi!


Het enige verschil tussen de opname van voeger en de uitvoering nu is dat het nu zo onvoorstelbaar perfect klinkt. René Smits zou hebben gezegd: "Onwaarschijnlijk schoon". Verrukkelijk was het. Grandioos. Het waardige besluit van een avond die de perfectie tot dichtbij benaderde.

Van louter bewondering zou ik alles nog eens opnieuw uitleggen, het is zo deugdoende om eraan terug te denken.

Onder de pauze hebben we vluchtig een aantal mensen goeie dag gezegd. Het was niet mogelijk ze allemaal te groeten. Na het concert zijn we op de loop gegaan. Het was al laat, we moesten naar Brugge. Toevallig hebben we een logé, de vrouw van een oud-leerling, ze werd een maand geleden geopereerd aan haar gelaatszenuwen, ze had spasmen en duizeligheid, ze moet nog uitrusten, maar de operatie is een groot succes.

We hebben dus niemand meer goeie dag kunnen zeggen buiten Jan van Landeghem en Jenny Spanoghe die al in de gang stonden om de buitenkomers te begroeten.

Je gelooft niet wat voor opluchting het voor mij is om dit op te schrijven. Ik denk dat ik het nodig heb als een soort van bewustwording, doorgronding van wat ik heb doorgemaakt. De meeste mensen doen dat door over hun ervaring te praten. Mij is dat onvoldoende. Eerst als ik het opschrijf, kan ik het verwerken, al blijft de indruk daarna misschien nog sterker bij. Weer iets waar ik me niet over beklaag.

2-12-2010


Beste Anne-Marie,


Vandaag ben ik heel bedrukt wakker geworden.

Al na een paar dagen moet ik verbeteringen aanbrengen aan mijn appreciaties. Ik noemde de "Facetten" het grote meesterwerk van Pit, maar dat is niet juist, wie het vierde strijkkwartet heeft gehoord, weet beter. Het was te lang geleden dat ik het had gehoord, en ik had het maar één keer gehoord. Ik herinner mij dat het indruk had gemaakt, maar door het niet opnieuw te horen, was het een beetje vervaagd. Zondag hebben we ons de cd aangeschaft. Die heb ik gisteren beluisterd met stijgende verbazing die tenslotte een soort van verbijsterde aanbidding werd. Het Strijkkwartet nr 1 is helemaal wat Peter later zal realiseren, je hoort de aanzet van een groot talent, het stuk is onloochenbaar knap, aangenaam, meeslepend. Hij is dan 36. Als hij het Klarinetkwintet schrijft, is hij 53. Je hoort dezelfde componist, maar zoveel dieper en rijper. Dan hoor je Strijkkwartet nr 4. Peter is 72, 73. Al wat je tevoren in aanleg hoorde, krijg je hier aangeboden alsof het vanzelfsprekend was. Het heeft me op veel manieren uit het lood gebracht. Ik meen zelfs te horen dat Peter ten zeerste leed onder zijn fysische toestand op dat ogenblik en dat de weerklank in schrijnende toon uit zijn muziek opklinkt. Maar ik ben bang dat ik ga horen wat ik denk, bang dat mijn vermoedens en bedenkingen een rol gaan spelen, terwijl ik daar geen zekerheid over heb. Dan grijpt het mij nog meer aan, het leed wordt zo present.

Wat ik over de uitvoerders van muziek schreef, wordt ook zo twijfelachtig. Het lijkt wel of ik nergens zekerheid vind. Zo gauw ik wat zeg, moet ik het zodanig nuanceren dat van de goed bedoelde eerste uitspraak weinig overblijft. Elke keer moet ik mijn woord herroepen. Dat doe ik dan, om na een tijd eraan toe te voegen: "Toch was het juist wat ik had gezegd." Daar begint alles opnieuw.

Ik voel me nu door de muziek van Pit heel erg door elkaar geschud. Misschien heeft het weer daar invloed op, die gesloten lucht en dat sneeuwweer maken het niet gemakkelijker. De verwarring vraagt om rust. Het is bekend dat juist de verwarde geest niet tevreden is met rust omdat hij zichzelf uit de verwarring wil werken. De hele wereld is een circulus vitiosus. Zo schijnt het toch.


Dr. Fa Claes



Terug naar Index